Category

Omgaan met mensen

De waarheid voor twee levens

By Omgaan met de wereld, Omgaan met mensen

Afgelopen week keek ik de film Quo Vadis, Aida? van de Bosnische regisseur Jasmila Žbanić over de val van de moslimenclave Srebrenica. Een aangrijpende film, waarbij een scène me vooral bij de keel greep.

Er hebben zich duizenden mensen verzameld bij de kazerne van de Verenigde Naties die onder leiding staat van Dutchbatsoldaten. De opperbevelhebber van de Bosnisch-Servische troepen, Ratko Mladić, weet een overeenkomst te sluiten met de Nederlanders waarbij hij belooft de moslims naar een andere plek te brengen waar ze veilig zijn. De mannen en vrouwen worden gescheiden voordat ze worden afgevoerd. De vrouwen in bussen, de mannen in vrachtwagens. Zoals we nu allemaal weten, zullen ruim 8000 mannen vermoord worden.

Op het moment dat de vrouwen, velen met hoofddoeken om, de poort van het VN-complex uitlopen, roept een van de Dutchbatsoldaten, een jongen van nog geen twintig zo lijkt het: “It’s a man! It’s a man!” Servische soldaten rennen op een gesluierde persoon af, trekken de hoofddoek van zijn hoofd, en duwen hem hardhandig in de andere rij.

Zijn moeder gilt wanhopig, probeert hem vast te grijpen, wordt tegen de grond gesmeten. Op de achtergrond hoor je een andere Dutchbatter, een arts, luidkeels vloeken tegen de jonge soldaat en zie je hoe hij tegen de grond wordt geslagen.

Waarom greep het me zo aan? Waarschijnlijk omdat pijnlijk duidelijk wordt hoe slecht principes samengaan met de realiteit. De jonge soldaat doet in een reflex waarvan hij denkt dat het het beste is: de waarheid spreken. Hij gedraagt zich volledig volgens de ethiek van de achttiende-eeuwse Duitse filosoof Immanuel Kant, die meende dat je je altijd aan universele regels moet houden zoals: ‘gij zult niet liegen.’

Kant gaf zelf het voorbeeld van een onschuldig persoon die zich in je huis verstopt. Vervolgens klopt er iemand aan die hem wil vermoorden en die aan je vraagt of deze persoon zich in je huis bevindt. Volgens Kant moet je ook dan de waarheid spreken.

Je zou misschien zeggen dat je je normaal gesproken inderdaad aan die regel moet houden, maar dat je die in deze specifieke situatie wel even mag negeren. Maar Kant wil van de specifieke situatie weg. Als je namelijk met het specifieke rekening houdt, dan lukt het nooit om tot een handeling te komen. Er zitten zoveel facetten aan. Hoe onschuldig is deze persoon eigenlijk? Wat is onschuld? Zijn we niet allemaal een beetje schuldig? Enzovoorts.

Anders dan Kant zou de Chinese filosoof Confucius (551 – 479 v. Chr.) zeggen dat zo’n algemene regel volstrekt zinloos is. Je moet niet weg van het concrete om iets over ethiek te kunnen zeggen, maar je moet juist het concrete opzoeken. Je kunt zelfs niets over ethiek zeggen zolang je in algemene termen blijft spreken.

Als je iets wilt terugbrengen tot de kern verlies je namelijk de realiteit uit het oog. Juist die concrete situaties zetten je aan tot nadenken over wat ethisch gedrag is. En in het geval van de Dutchbatter zou je volgens Confucius vermoedelijk wel moeten liegen of in ieder geval niet uit jezelf de waarheid vertellen. Of liegen wel of niet gepast is, is volledig afhankelijk van de situatie.

De scène uit de film is dus niet alleen zo pijnlijk omdat je weet dat de man met hoofddoek het niet zal overleven, maar ook omdat je inziet dat de jonge Dutchbatter voortaan moet leven met het feit dat door zijn principiële reflex iemand vermoord is.

In een artikel in het AD komt een oud-Dutchbatmilitair aan het woord die de film gezien heeft. Ook hij haalt deze scène aan. Hij zegt: ‘We zien een Dutchbatter een als vrouw verklede moslimman verraden. Die wordt vervolgens door aanwezige Serviërs opgepakt en (dat wordt althans gesuggereerd) vermoord. ‘Onzin’, dacht ik. Het bleef aan me knagen, dus ben ik gaan rondbellen. Geen van mijn collega’s kenden dit verhaal. Toch bleek uiteindelijk uit een document van het Joegoslaviëtribunaal dat dit schijnbaar plaatsvond. Zijn naam was doorgestreept. Het zelfmoordpercentage onder de militairen was hoog, misschien leeft hij of zij niet meer.’

Frank Meester is buitengewoon afdelingshoofd van BURO FLUDO.
Hij bedenkt manieren om met behulp van de filosofie
het leven iets minder ellendig te maken.

Elke week versgetypte levenstips ontvangen?
Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief



Wil je meer BURO FLUDO?
Misschien is een cursus dan iets voor jou!

Nieuw: De BURO FLUDO kadobon!

Wist je dat je nu ook een proefles kunt doen? Je kunt je aanmelden op de cursussenpagina

Opvoedboeken

Samen met Stine Jensen schreef ik twee opvoedboeken. Één voor ouders: De opvoeders. wat de filosofie de schipperende ouder kan leren en één voor kinderen: Hoe voed ik mijn ouders op? Een boek vol tips waarmee kinderen hun onopgevoede ouders een beetje kunnen helpen. Je vindt de boeken op de leuke dingen-pagina.

Vraag het Frank

Heb je een filosofische vraag? Dan kun je die aan mij stellen. Stuur me een berichtje via de contactpagina. Wie weet behandel ik je vraag in een van mijn vlogs.

Kwaliteit is ook niet alles

By Omgaan met mensen
'Wat een fijne muziek en je kunt er ook nog prima doorheen praten'

Tijdens mijn studie filosofie was muziek maken mijn bijbaantje en ook daarna kon ik er redelijk van rondkomen. Het waren alleen niet de optredens waar ik van gedroomd had. Geen zwoele cafés waar het publiek aan mijn lippen hing, eerder recepties in bedrijfspanden waar we verscholen in een hoekje onze setlist afwerkten. We waren niet meer dan muzikaal behang.

Af en toe kwam er iemand naar ons toe in de pauze met vragen als: ‘vinden jullie het niet vervelend dat er niemand klapt?’, of ‘wat een fijne muziek maken jullie, en je kunt er nog prima doorheen praten’, of: ‘je denkt misschien dat jullie muziek niet opvalt, maar je mist het toch als jullie stoppen.’

Maar langzaamaan veranderden de optredens van karakter. We gingen af en toe wat meer op de voorgrond spelen: concertjes in theaters en op jazzfestivals. Dan stond je ineens op een podium, luisterde het publiek aandachtig en kwamen er in de pauze en na afloop mensen naar ons toe, met heel andere vragen.

Ze wilden dat we onze cd’s signeerden en dat we met hen op de foto gingen. We voelden ons opeens helden. Al was het maar voor even. Want als we de volgende dag weer op een receptie speelden, werden we als vanouds behandeld als behang, terwijl we dezelfde muziek maakten als de dag ervoor.

Of muziek aanslaat of niet is blijkbaar van meer factoren afhankelijk dan alleen de kwaliteit van de uitvoering. Dit was ook de uitkomst van een inmiddels zeer bekend experiment dat Joshua Bell deed in 2007 in opdracht van de Washington Post.

Deze beroemde concertviolist speelde drie kwartier op zijn Stradivarius, hij deed dat alleen niet in de concertzaal, maar in een metrostation in Washington, en in plaats van een zwart pak, droeg hij een spijkerbroek en een baseballpetje. Van de ruim duizend voorbijgangers waren er slechts zeven die bleven staan om te luisteren. De rest liep onaangedaan verder.

Het publiek moet afgestemd worden – door een podium, door schijnwerpers, door een lovende aankondiging, door mooie kleren, door een bekende naam –. Pas wanneer de muziek een engagement aangaat met de omgeving, kan ze effect hebben op de luisteraar.

Je zou het experiment ook kunnen omdraaien. Je heist een gemiddelde straatmuzikant in een chique pak, zet hem op een groot concertpodium en vertelt het publiek dat het Joshua Bell is. Waarschijnlijk zouden mensen bijzonder onder de indruk zijn van het concert. Wanneer de setting goed is, ben je al snel geraakt.

Frank Meester is buitengewoon afdelingshoofd van BURO FLUDO.
Hij bedenkt manieren om met behulp van de filosofie
het leven iets minder ellendig te maken.

Elke week versgetypte levenstips ontvangen?
Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief



Wil je meer BURO FLUDO?
Misschien is een cursus dan iets voor jou!

Nieuw: De BURO FLUDO kadobon!

Wist je dat je nu ook een proefles kunt doen? Je kunt je aanmelden op de cursussenpagina

Opvoedboeken

Samen met Stine Jensen schreef ik twee opvoedboeken. Één voor ouders: De opvoeders. wat de filosofie de schipperende ouder kan leren en één voor kinderen: Hoe voed ik mijn ouders op? Een boek vol tips waarmee kinderen hun onopgevoede ouders een beetje kunnen helpen. Je vindt de boeken op de leuke dingen-pagina.

Vraag het Frank

Heb je een filosofische vraag? Dan kun je die aan mij stellen. Stuur me een berichtje via de contactpagina. Wie weet behandel ik je vraag in een van mijn vlogs.

Kun je iemands werk en gedrag los van elkaar zien?

By Omgaan met mensen
Juist als je hem of haar bewondert

Stel je het volgende verhaal eens voor. Ferdinand, een man die leeft in het Frankrijk van de 18e eeuw, heeft een vreselijke jeugd gehad in een weeshuis. Zodra het kon, is hij daar weggegaan, maar hij raakt al snel aan lager wal. Per toeval komt hij in aanraking met het boek Emile ou de l’education van de op dat moment beroemde schrijver en filosoof Jean-Jacques Rousseau.

In het boek vertelt Rousseau over de opvoeding van Emile. Emile is een jongen met een gelukkige jeugd. Hij mag van zijn opvoeder, die net als de auteur Jean-Jacques heet, helemaal zijn eigen gang gaan. Toch is Jean-Jacques er altijd om hem liefdevol bij te staan als Emile daar behoefte aan heeft.

Ferdinand vindt het een prachtig boek. Het lezen ervan geeft hem veel troost en helpt hem zijn leven op orde te krijgen. Deze schrijver begrijpt wat hij nodig heeft. Had hij maar zo’n vader gehad als Jean-Jacques.

Op een dag komt er een vrouw naar hem toe. Ze vertelt hem dat ze zijn moeder is en dat zijn vader Jean-Jacques Rousseau is. Hij dwong haar al hun vijf kinderen te vondeling te leggen. Ferdinand is in shock. De man van wie hij hoopte dat het zijn vader zou zijn, is zijn vader, maar het is juist een vreselijke vader.

Dit is natuurlijk een stel-dat-verhaal, al is het wel zo dat Rousseau de schrijver is van Emile ou de l’education, en dat dit boek een van de belangrijkste boeken is over opvoeden ooit geschreven. Dat Rousseau zijn vijf kinderen naar het weeshuis bracht is ook waar. Alleen is het niet bekend wat er met de kinderen van Rousseau gebeurd is. Ik vertel dit verhaal naar aanleiding van een stuk dat onlangs in Trouw stond over de Franse filosoof Michel Foucault (1926-1984).

Foucault wordt ervan beschuldigd seks te hebben gehad met minderjarige jongens. De beschuldigen worden geuit door Guy Solman, een collega-filosoof die hem in de jaren zestig opzocht in Tunis. Foucault was daar gasthoogleraar en de jongetjes zouden zich hebben aangeboden voor geld. Volgens Solman betaalde Foucault ze en sprak met ze af om seks te hebben. Solman wees ook op de koloniale houding van Foucault. In Frankrijk had hij het niet gedaan, maar de lichamen van minderjarige Tunesiërs waren blijkbaar minder waard voor hem.

Mijn eerste reactie was verontwaardiging. Foucault is dood, hij kan zich niet meer verdedigen. En we moeten Solman maar op z’n woord geloven. Ik zag deze reactie ook bij collega filosofen. Misschien goed te vermelden dat Foucaults werk van grote invloed is geweest op mijn denken en dat van veel hedendaagse filosofen.

Ik las vervolgens een artikel op de website van Aljazeera over de reactie van de Franse pers en intelligentsia. En die reactie leek op die van mij. Er was verontwaardiging over wat Foucault, die zich niet kon verdedigen, was aangedaan. Voor de rest werd er weinig aandacht aan besteed. Dat deed me nadenken over mijn eigen reactie.

Waarom wilde ik, net als al die anderen, Foucault zo graag verdedigen? Waarschijnlijk juist omdat ik zijn werk zo waardeer. Deze aanval op Foucault voelde als een aanval op een stukje van mezelf.

Michel Foucault

Daar komt bij dat je een mens het liefst ziet als een persoon uit één stuk en niet als iemand die goed en fout tegelijk is (terwijl de meeste mensen dat in meer of mindere mate natuurlijk juist wel zijn). En dat gaat al helemaal op voor iemand die je bewondert. Dat zag je ook bij de fans van Michael Jackson, die bij hoog en laag het door hem gepleegde misbruik ontkenden.

Maar goed, waarom kan ik niet gewoon aanvaarden dat het mogelijk is dat Foucault moreel onaanvaardbaar gedrag vertoonde (en dat gedrag afkeuren) en tegelijkertijd zijn werk blijven waarderen? Of Foucault nou wel of niet jongetjes misbruikte, zijn werk verandert er niet door. Dat blijft goed. Tenminste, dat is de kwestie waar ik nog steeds mee zit.

Daarom begon ik met dat gedachte-experiment over de zoon van Rousseau. Ik kan me voorstellen dat Ferdinand het boek Emile ou de l’education niet meer wilde lezen toen hij eenmaal hoorde dat zijn vader het geschreven had. Dat boek is voor hem wel degelijk veranderd…

Frank Meester is buitengewoon afdelingshoofd van BURO FLUDO.
Hij bedenkt manieren om met behulp van de filosofie
het leven iets minder ellendig te maken.

Elke week versgetypte levenstips ontvangen?
Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief



Wil je meer BURO FLUDO?
Misschien is een cursus dan iets voor jou!

Nieuw: De BURO FLUDO kadobon!

Wist je dat je nu ook een proefles kunt doen? Je kunt je aanmelden op de cursussenpagina

Opvoedboeken

Samen met Stine Jensen schreef ik twee opvoedboeken. Één voor ouders: De opvoeders. wat de filosofie de schipperende ouder kan leren en één voor kinderen: Hoe voed ik mijn ouders op? Een boek vol tips waarmee kinderen hun onopgevoede ouders een beetje kunnen helpen. Je vindt de boeken op de leuke dingen-pagina.

Vraag het Frank

Heb je een filosofische vraag? Dan kun je die aan mij stellen. Stuur me een berichtje via de contactpagina. Wie weet behandel ik je vraag in een van mijn vlogs.

In tegenstelling tot de man, heeft de vrouw aan zichzelf genoeg

By Omgaan met mensen
Aldus Lou Salomé

Vandaag, 9 mei vieren Valerie en ik dat we 21 jaar getrouwd zijn. Nog altijd heb ik er een beetje spijt van dat we niet meteen zijn gaan trouwen toen we elkaar ontmoetten. Dan hadden we nu bijna ons dertigjarig jubileum kunnen vieren.

Eigenlijk had ik me, toen ik nog heel jong was, voorgenomen nooit te gaan trouwen. Ik had een romantisch beeld van het ongehuwde leven en hield van liedjes als ‘La non demande en mariage’ (Het niet ten huwelijk vragen) van Georges Brassens, waarin hij zingt: ‘j’ai l’honneur de ne pas te demander ta main’ (ik heb de eer je niet om je hand te vragen).

Ik had bewondering voor mensen die naar andere manieren zochten om hun verhouding vorm te geven. In de filosofie is de relatie tussen Simone de Beauvoir en Jean-Paul Sartre waarschijnlijk het bekendste voorbeeld. Ze weigerden te trouwen, bleven hun hele leven partners, maar woonden nooit samen en hadden ook nog andere liefdesrelaties. Uit hun correspondentie blijkt dat het vaak niet makkelijk was. Maar goed, veel huwelijken schijnen ook niet altijd makkelijk te zijn.

Er is een andere, minder bekende denker die al jaren voor Sartre en de Beauvoir, in de 19e-eeuw, weigerde te trouwen omdat ze een zelfstandige vrouw wilde zijn die niet het bezit was van een man: Lou Salomé (1861-1937). Ze werd verschillende keren ten huwelijk gevraagd, maar wist de meeste verzoeken af te slaan.

Een van degenen die haar ten huwelijk vroeg was de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche. Hij deed dat zelfs twee keer. De eerste keer was op de dag dat hij haar voor het eerst zag. Er was toen ook nog een iemand anders bij, de filosoof Paul Rée.

In feite vormden Salomé, Rée en Nietzsche gedurende een korte periode een soort ménage à trois. Op een beroemde foto van de drie gooit Salomé de zweep over Rée en Nietzsche lijkt voor de kar gebonden te zijn. De families van Rée en Nietzsche stelden de relatie niet op prijs. Daardoor ontstond een breuk met Nietzsche. Salomé ging met Paul Rée in Berlijn wonen. Ook hij vroeg haar ten huwelijk. Ze weigerde wederom.

Ze deed wat voor vrouwen nu aanvaard is, maar toen nog niet: op zichzelf wonen, studeren, reizen, en ze publiceerde meer dan twintig boeken, onder andere over (vrouwelijke) seksualiteit.

Ze is één keer gezwicht voor een aanzoek. Dat kwam van de vijftien jaar oudere oriëntalist Carl Friedrich Andreas. Ze weigerde aanvankelijk weer, maar toen hij met zelfmoord dreigde, stemde ze toe. Ze wist wel haar zelfstandige positie te behouden. Ze waren meer dan 40 jaar getrouwd, maar het was een huwelijk dat niet geconsumeerd werd. Salomé hield er andere relaties op na, zoals met de dichter Rainer Maria Rilke (hij was 21, zij 36 toen ze elkaar ontmoetten).

Op latere leeftijd kwam Salomé in aanraking met de psychoanalyse van Sigmund Freud. Deze leer gaf haar de mogelijkheid om een theorie over de zelfstandige positie van de vrouw te ontwikkelen. Ze was vooral geïnteresseerd in wat Freud het narcistische stadium noemde. Dat is het stadium waarin de mens nog de indruk heeft dat alles met hem of haar samenvalt, waarin er nog geen verschil is tussen het ik en een object daarbuiten.

Ze stelt dat het vrouwelijke principe gekenmerkt wordt door zelferkenning en zelfgenoegzaamheid (narcisme). Daarom is de vrouw in tegenstelling tot de man, niet van zichzelf afgesneden, en niet geneigd zich te onderwerpen. De vrouw is niet afhankelijk van een ander, laat staan van een man. Ze heeft aan zichzelf genoeg. De man is volgens haar een gebrekkig wezen.

.

Daar dacht Freud heel anders over. Hij meende juist dat vrouwen een gebrek ervaarden. Namelijk het gemis van een penis. Hij noemde dat penisnijd. Maar goed, als er penisnijd is, waarom zou er dan geen borstennijd bestaan? Misschien dat daarom zoveel mannen aan bodybuilding doen?

Wil je meer weten over de filosofie van Lou Salomé? Ze is één van de vrouwelijke filosofen die ik samen met filosoof Aline d’ Haese bespreek in: De zijkant van de filosofie. Een dialoog over vrouwelijk denken, dat onlangs verschenen is bij uitgeverij Boom. 

Zie ook het interview met Aline en mij in het meinummer van Filosofie Magazine.

Frank Meester is buitengewoon afdelingshoofd van BURO FLUDO.
Hij bedenkt manieren om met behulp van de filosofie
het leven iets minder ellendig te maken.

Elke week versgetypte levenstips ontvangen?
Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief



Wil je meer BURO FLUDO?
Misschien is een cursus dan iets voor jou!

Nieuw: De BURO FLUDO kadobon!

Wist je dat je nu ook een proefles kunt doen? Je kunt je aanmelden op de cursussenpagina

Opvoedboeken

Samen met Stine Jensen schreef ik twee opvoedboeken. Één voor ouders: De opvoeders. wat de filosofie de schipperende ouder kan leren en één voor kinderen: Hoe voed ik mijn ouders op? Een boek vol tips waarmee kinderen hun onopgevoede ouders een beetje kunnen helpen. Je vindt de boeken op de leuke dingen-pagina.

Vraag het Frank

Heb je een filosofische vraag? Dan kun je die aan mij stellen. Stuur me een berichtje via de contactpagina. Wie weet behandel ik je vraag in een van mijn vlogs.

Muziek maakt vrij

By Omgaan met mensen
Maar het is wel een hoop geploeter

‘Monsieur le Président. Je vous fais une lettre. Que vous lirez peut-être’. ‘Meneer de president, ik schrijf u een brief bij deze, die u wellicht zult lezen.’ Zo begint een van mijn favoriete liedjes: Le deserteur. In de brief vertelt de protagonist dat hij van plan is om te deserteren. Ik zing het lied vaak bij optredens en dan vertel ik erbij dat het van Boris Vian is en in 1954 verscheen, het jaar van de slag bij Dien Bien Phu. Die slag leidde ertoe dat Frankrijk zich uit zijn kolonie Indochina terug zou trekken.

Het was ook het jaar waarin de eerste opstanden tegen de Franse aanwezigheid in Algerije begonnen. Het lied werd in eerste instantie niet door Vian zelf vertolkt, maar door de chansonnier Marcel Mouloudji en zorgde al snel voor veel ophef. De plaat waarop het lied stond werd uit de handel genomen en tot het einde van de oorlog met Algerije in 1962 was het verboden om het chanson op de radio te draaien. Vian zette het lied in 1956 zelf ook op plaat en deze versie werd eveneens uit de schrappen gehaald. Hierdoor groeide Le Deserteur uit tot een van de bekendste anti-oorlogsliederen ooit.

Is deze pacifistische lading de reden dat ik al zo lang dit lied speel? Nee, eigenlijk niet. Toen ik het chanson voor het eerst hoorde – ik was een jaar of 16 – zei de betekenis van de woorden mij eigenlijk niet zoveel. Het ging mij meer om de ontroerende melodie, de sfeer, de stem van Vian, het arrangement van het liedje. Alles behalve de tekst dus. Bij de muziek hoorde voor mij een manier van Zijn. Als ik naar muziek luisterde die me aansprak, stelde ik me voor dat ik die muziek zelf maakte en me zo die zijnswijze eigen maakte.

Daarom begon ik met het uitzoeken van liedjes die ik mooi vond, liedjes van Georges Brassens, Serge Gainsbourg, Tom Waits en dus van Boris Vian. Eerst de akkoorden. Goed naar de bas luisteren die meestal de grondtonen speelt en daar op mijn gitaar de juiste akkoorden bij zoeken.

Dan de tekst. Ook weer goed luisteren. Terugspelen. Nog een keer luisteren. Wat ik niet verstond schreef ik fonetisch op. Van liedjes die ik in die tijd uitzocht weet ik nu soms nog niet precies wat ik zing. Ik heb ook hele teksten in talen die ik niet beheers fonetisch uit mijn hoofd geleerd. Een Spanjaard die eens tijdens een optreden een Spaans liedje van me hoorde, vertelde me dat het heel Spaans klonk, maar dat hij er geen woord van had verstaan.

Wanneer ik de woorden en de akkoorden eenmaal had, begon het instuderen. Door het liedje vaak te spelen en te zingen, maakte ik me de melodie eigen. Om de tekst uit je hoofd te kennen en soepel uit te spreken, was repetitie en heel goed luisteren naar het origineel nodig. Vooral bij Franse teksten kostte dat veel tijd. Tegen de tijd dat ik het liedje in de vingers had, had het zijn speciale betekenis, zijn manier van zijn die maakte dat ik het lied me eigen had willen maken, al lang verloren. Maar dan hoorde ik weer nieuwe liedjes die dezelfde aantrekkingskracht hadden en begon het hele proces opnieuw. En zo gaat het nog steeds. Ik ben weinig wijzer geworden.

Maar ik denk dat ik daarin niet alleen sta. Dat maak ik tenminste op uit de reacties op mijn eigen concertjes. ‘Ik wou dat ik dat kon,’ zeggen mensen, vooral mannen, me vaak. Ze stellen zich blijkbaar voor hoe het is om zelf muziek te maken. Ze vragen zich af hoe het is om muzikant te zijn, waarbij romantische ideeën over het vrijgevochten muzikantenbestaan waarschijnlijk een rol spelen. ‘Wat doe je nou overdag?’ is een andere vraag die ik regelmatig hoor. Als ik dan zeg dat ik thuis hard studeer, en ook nog ander werk doe, heb ik vaak de indruk dat het wat tegenvalt.

Ook willen ze veel weten over de liedjes en de componisten. Het verhaal over Boris Vian valt doorgaans erg goed. Al is het natuurlijk wel wat potsierlijk dat ik die woorden zing over oorlog en deserteren. Maar, door de context van het concert kom ik weg met grote gebaren die tegenwoordig in de meeste andere situaties redelijk belachelijk zouden klinken.

Zonder angst voor oorlog en zonder dat ik word opgeroepen ‘arme mensen te doden’ zing ik bloedserieus de ‘heldhaftige’ laatste woorden van het lied en niemand kijkt er gek van op: ‘Monsieur le Président. Si vous me poursuivez, prévenez vos gendarmes, que je n’ aurai pas d’ armes, et qu’ ils pourront tirer’, dat in de vertaling van Ernst van Altena als volgt klinkt: ‘Nee ik draag geen geweer. Geef opdracht aan uw knechten, mij niet vast te hechten. Knal mij gewoon maar neer.’

Frank Meester is buitengewoon afdelingshoofd van BURO FLUDO.
Hij bedenkt manieren om met behulp van de filosofie
het leven iets minder ellendig te maken.

Op de foto boven de blog sta ik met mijn zoons Midas (r) en Gilles, samen vormen we een familieband, de MAESTROs, waarmee we veel op buitenlandse festivals hebben gespeeld. We spelen popmuziek in een jazzjas en jazz in een popjas, met veel ska erin. De MAESTROs zijn inmiddels uitgebreid met Eric Diepraam, Wim en Thomas Lammen. (foto Valerie Granberg)

Elke week versgetypte levenstips ontvangen?
Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief



Wil je meer BURO FLUDO?
Misschien is een cursus dan iets voor jou!

Nieuw: De BURO FLUDO kadobon!

Wist je dat je nu ook een proefles kunt doen? Je kunt je aanmelden op de cursussenpagina

Opvoedboeken

Samen met Stine Jensen schreef ik twee opvoedboeken. Één voor ouders: De opvoeders. wat de filosofie de schipperende ouder kan leren en één voor kinderen: Hoe voed ik mijn ouders op? Een boek vol tips waarmee kinderen hun onopgevoede ouders een beetje kunnen helpen. Je vindt de boeken op de leuke dingen-pagina.

Vraag het Frank

Heb je een filosofische vraag? Dan kun je die aan mij stellen. Stuur me een berichtje via de contactpagina. Wie weet behandel ik je vraag in een van mijn vlogs.

Als een god in Klein-Frankrijk

By Omgaan met mensen
Opgevoed door Jean-Jacques Rousseau
Je kinderen zijn je kinderen niet

Woensdag is het precies 51 jaar geleden dat ik werd geboren als de jongste van vier jongens. Zolang ik me kan herinneren, hing er bij ons op het prikbord in de gang een spreuk van Kahlil Gibran uit zijn boek De Profeet met de titel ‘Je kinderen zijn je kinderen niet.’ waarin zinnen als: ‘Je mag hen je liefde geven, maar niet je gedachten, want zij hebben hun eigen gedachten.’ En: ‘Jullie zijn de bogen, waarmee je kinderen als levende pijlen worden weggeschoten.’ Die laatste zin vond ik als kind erg eng. Ik zag mezelf al door de lucht vliegen. Maar later begreep ik dat het juist heel lief bedoeld was.

Mijn ouders hadden deze spreuk niet alleen opgehangen, ze hielden zich ook echt aan de aanwijzingen die erin staan. Dat ze me niet hun gedachten wilden geven bleek bijvoorbeeld toen ik op mijn 16e verjaardag een brommer kocht. Ze hadden een hekel aan die lawaaierige dingen die ook nog eens erg gevaarlijk waren. Toch bood mijn moeder mij aan om de benzine te betalen, want dat was nu eenmaal mijn vervoersmiddel. En zo probeerden ze goed naar mij te luisteren en me te steunen bij de dingen die ik belangrijk vond. 

Als kind droomde ik ervan een eigen huisje te hebben in de tuin. Toen ze door hadden dat ik dat echt heel graag wilde, maakten ze samen met mij een heel mooi huisje. We zetten zetten er een vlag naast en noemden het Klein-Frank-rijk. Mijn kleine kinderrijk. Later toen ik ging skateboarden, hielp mijn vader me om een half-pipe te bouwen. Mijn vriendjes wilden altijd graag bij mij spelen, want dan konden ze in onze half-pipe skaten.

Jean-Jacques Rousseau

Later, tijdens mijn studie filosofie, ontdekte ik dat mijn ouders eigenlijk erfgenamen zijn van de opvoedleer van Jean-Jacques Rousseau (1712- 1778). Deze Zwitsers-Franse filosoof schreef een van de invloedrijkste boeken uit de opvoedkunde – Emile of over de opvoeding– dat zó vooruitstrevend was in zijn tijd, dat het verboden werd, zelfs in Nederland waar in de 18 eeuw bijna alles gepubliceerd mocht worden.

Het is eigenaardig dat juist Rousseau zo’n beroemd boek over opvoeding schreef, want hij heeft zijn eigen vijf kinderen te vondeling gelegd toen ze nog heel jong waren. Hij mocht zelf dan geen goede opvoeder zijn geweest, zijn boek is nog steeds heel erg invloedrijk.

Het hoofdpersonage uit Emile is een jongen, … Emile. Hij wordt opgevoed door ene … Jean-Jacques. Jean-Jacques wil Emile niet kneden tot een goed burger. Rousseau legt aan de hand van een wreed verhaal uit de Griekse oudheid uit wat het betekent om een goed burger te zijn.

‘Een Spartaanse vrouw had vijf zonen in het leger, er was een veldslag aan de gang. Een renbode arriveert, en bevend vraagt ze hem om nieuws over de slag: ‘Uw vijf zoons zijn gesneuveld’. – ‘Slavenhond, vroeg ik je daarnaar?’ – ‘De slag is gewonnen!’ De moeder snelt naar de tempel en brengt de goden dank. Dat is een echter burgeres!’

Je zult in de eerste plaats mens zijn

Wat wil Rousseau dan wel met zijn opvoeding? Hij schrijft:

‘In de natuurlijke orde zijn alle mensen gelijk en hebben zij allen een bestemming: de menselijke staat (…) Uit mijn handen gekomen zal hij magistraat, soldaat noch priester zijn, dat geeft ik toe; hij zal in de eerste plaats mens zijn.’

Hoe zorg je er nu voor dat iemand het vak mens zijn leert? Door hem of haar zo min mogelijk te vormen. Rousseau begint zijn boek met de beroemde zin dat ‘alles goed is zoals het uit de handen van de Schepper komt, en alles verdorven raakt in handen van de mens.’ Kinderen zijn dus nog helemaal goed en die worden, als je niet oppast, door de opvoeding slecht.

Je kunt beter niet van je kind verwachten dat het braaf is, of gehoorzaamt. Dan gaat het namelijk proberen jou te behagen, door te liegen om zich goed voor te doen. Wanneer het kind jou niet hoeft te vrezen, zal het alles eerlijk met je bespreken en zich niet anders voor willen doen dan het is. Jean-Jacques dringt Emile niets op, maar als Emile iets wil weten, dan legt hij het uit. Het moet uit Emile zelf komen. Kinderen zijn geen kleine volwassenen, ze leven in hun eigen kinderrijk. En daar moet je zo ze lang mogelijk in zien te houden. Daarbij hoort wel dat je goed luistert naar waar je kind aan toe is en wat het nodig heeft. Daarom is Jean-Jacques er altijd voor Emile.

Veel van deze Rousseauiaanse uitgangspunten herken ik in de manier waarop ik ben opgevoed. De vraag is wel, ben ik nu in de eerste plaats een mens? Misschien wel. Niets menselijks is mij in ieder geval vreemd. En ik heb een geweldige jeugd gehad. Daar ben ik ze nog steeds heel dankbaar voor. Het enige was, ik vond het thuis zo fijn, dat ik liever niet bij andere kinderen wilde spelen. Daar werden ouders wel eens boos en daar schrok ik erg van. 

Frank Meester is buitengewoon afdelingshoofd van BURO FLUDO.
Hij bedenkt manieren om met behulp van de filosofie
het leven iets minder ellendig te maken.

Elke week versgetypte levenstips ontvangen?
Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief



Wil je meer BURO FLUDO?
Misschien is een cursus dan iets voor jou!

Nieuw: De BURO FLUDO kadobon!

Wist je dat je nu ook een proefles kunt doen? Je kunt je aanmelden op de cursussenpagina

Opvoedboeken

Samen met Stine Jensen schreef ik twee opvoedboeken. Één voor ouders: De opvoeders. wat de filosofie de schipperende ouder kan leren en één voor kinderen: Hoe voed ik mijn ouders op? Een boek vol tips waarmee kinderen hun onopgevoede ouders een beetje kunnen helpen. Je vindt de boeken op de leuke dingen-pagina.

Vraag het Frank

Heb je een filosofische vraag? Dan kun je die aan mij stellen. Stuur me een berichtje via de contactpagina. Wie weet behandel ik je vraag in een van mijn vlogs.

Een witte-mannenbolwerk

By Omgaan met mensen
Oftewel: kan ik mij mijn onwetendheid kwalijk nemen?

Filosofie is een wit, mannelijk bolwerk. Dat zou je misschien niet verwachten. Er zijn ook mensen die filosofie zien als soft en zweverig. Net als psychologie en pedagogiek. Heel wat anders dan een exact vak als elektrotechniek. Mijn oudste twee broers, Paul en Jos studeerden elektrotechniek in Delft. Jos vertelde me dat er in zijn jaarlaag slechts één vrouw zat. 

Ik studeerde dus filosofie, net als mijn andere broer Maarten. Bij filosofie waren wel vrouwelijke medestudenten. Maar tijdens de colleges en werkgroepen waren het vooral jongens die het woord namen en in hoogdravende debatten anderen probeerden eruit te lullen. Ik durfde meestal ook niets te zeggen te midden van dit verbale geweld.

Al mijn docenten waren trouwens mannen. Ik heb slechts één keer een vrouwelijke docent gehad. En alle filosofen die we bestudeerden waren ook man. Eigenlijk was de enige vrouwelijke denker die langs kwam Susanne Langer (over de invloed van kunst op de geest).

Het wonderlijke is dat het gebrek aan vrouwen mij nooit zo was opgevallen. Ik weet nog wel dat we een tekst van Immanuel Kant moesten lezen waarin de Duitse wijsgeer zich niet vriendelijk uitliet over vrouwen. Er was een vrouwelijke medestudent die dat tijdens de werkgroep ter sprake bracht. Ze werd weggezet als een zeurpiet. En dat vond ik toen eigenlijk ook. Ze kon toch wel bedenken dat Kant dat had gezegd in een heel andere tijd, de 18e eeuw. Maar ze had natuurlijk gewoon een punt. Verder kan ik me niet herinneren dat het programma waarin alleen mannen aan bod kwamen ooit ter discussie is gesteld door een van mijn medestudenten. 

Toen mijn broer Maarten en ik ruim tien jaar later werden gevraagd om een boek te schrijven waarin we al ruziënd, zoals echte broers betaamt, door de geschiedenis van de filosofie liepen, ging dat ook alleen maar over mannelijke denkers. Simone de Beauvoir en Hannah Arendt stonden wel in het boek, maar slechts als liefjes van Jean-Paul Sartre en Martin Heidegger. Met de wijsheid van nu vraag ik me af hoe het mogelijk is dat we daar niet anders naar gekeken hebben. 

Docent filosofie Aline d’Haese vroeg ons aan de hand van het boek om op haar school te komen spreken. Na ons praatje mochten de leerlingen vragen stellen. Aline stelde zelf ook een vraag: ‘Waarom komt er niet één vrouw voor in jullie boek?’ Wij stonden met onze mond vol tanden. Ik stamelde nog wel iets over dat er gewoon niet zoveel vrouwen waren in de filosofie. Maar dat wist ik eigenlijk helemaal niet. 

Niet lang na het bezoek aan de school kreeg ik een brief van Aline waarin ze me vroeg om samen met haar een boek te maken over de geschiedenis van de vrouwelijke filosofie. Net als het boek met mijn broer, zou het in dialoogvorm zijn. Dus een gesprek tussen Juf en Meester over vrouwelijke denkers. En ik leerde dat er al in de oudheid en middeleeuwen vrouwelijke denkers zijn die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan filosofie en religie. 

En ik ontdekte ook dat dat eigenlijk al een prestatie op zich is, want het werd vrouwen niet makkelijk gemaakt. Ze kregen geen opleiding, mochten eigenlijk niet in de openbaarheid treden en waren doorgaans het bezit van hun mannen. Probeer dan meer eens te denken dat jij iets interessants te zeggen hebt. En als dat je al lukt, de tijd en de ruimte te vinden om iets met die gedachtes te doen en vervolgens een publiek te vinden dat jou accepteert als iemand die er toe doet. Dus hoe waarschijnlijk is het dan dat gedachten van vrouwen ook nog eens bewaard zullen worden? 

Toch zijn er nog restanten van hun denken en die spreken door al die eeuwen heen tot ons. Als je goed luistert hoor je filosofen als Aspasia, Hipparchia, Héloïse en Lou Salomé. Ik weet oprecht niet of ik het mijzelf wel of niet kwalijk moet nemen dat ik er niets vanaf wist. Wel wil ik mijn vrouwelijke vakgenoten van toen en nu mijn excuses aanbieden en ik zal mijn best doen ze de aandacht te geven die ze verdienen.

Deze waanzinnige foto van Aline d’Haese, is gemaakt door Valerie Granberg (gelukkigerwijs ook mijn  vrouw). De foto staat in haar filosofisch foto-kookboek Diner Pensant. Voor dit project vroeg ze 35 Nederlandse en Vlaamse filosofen naar hun lievelingsgerecht. (Aline koos voor cannoli) Valerie maakte de maaltijd klaar en fotografeerde de denkers met de maaltijd. De filosofen schreven een essay bij de foto en ook de recepten staan in het boek. Je kunt het bestellen via deze link.

Frank Meester is buitengewoon afdelingshoofd van Buro Fludo.
Hij bedenkt manieren om met behulp van de filosofie
het leven iets minder ellendig te maken.

 

Elke week versgetypte levenstips ontvangen?
Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief



Wil je meer BURO FLUDO?
Misschien is een cursus dan iets voor jou!

Nieuw: De BURO FLUDO kadobon!

Wist je dat je nu ook een proefles kunt doen? Je kunt je aanmelden op de cursussenpagina

Opvoedboeken

Samen met Stine Jensen schreef ik twee opvoedboeken. Één voor ouders: De opvoeders. wat de filosofie de schipperende ouder kan leren en één voor kinderen: Hoe voed ik mijn ouders op? Een boek vol tips waarmee kinderen hun onopgevoede ouders een beetje kunnen helpen.  Je vindt de boeken op de leuke dingen-pagina.

Vraag het Frank

Heb je een filosofische vraag? Dan kun je die aan mij stellen. Stuur me een berichtje via de contactpagina. Wie weet behandel ik je vraag in een van mijn vlogs.

Hoe krijgen we de orgasmekloof dicht?

By Gelukt leven, Omgaan met mensen
Oftewel: Hoe krijgen we een betere balans tussen piemel en clitoris?

‘Bij seks ligt de nadruk nog altijd op de penetratie en dus op het genot van de man. Voor mannen is het seksuele orgaan de penis, voor vrouwen is het de clitoris en niet de vagina, zoals nog steeds veel mensen denken. De vagina is een baringskanaal.’ Dat vertelde seksuoloog Ellen Laan mij toen ik haar eens interviewde

Volgens Laan bestaat vaginaal klaarkomen niet, tenzij je vaginaal klaarkomen definieert als klaarkomen in een vagina door een man. Maar een vrouwelijk orgasme is dus altijd clitoraal.

Doordat seks nog steeds te veel om de penetratie draait, beleven vrouwen minder genot aan seks dan mannen. Laan noemt dat de orgasmekloof. Maar zo’n dertig procent van de vrouwen heeft altijd of vrijwel altijd een orgasme bij penetratie, terwijl dat bij mannen 95 procent is. Wanneer er ook andere vormen van stimulatie zijn tijdens een vrijpartij, beleven ongeveer 65 procent van de vrouwen een orgasme. 

Natuurlijk is het wel of niet hebben van een orgasme niet de enige graadmeter voor genot, maar toch geeft deze orgasmekloof wel een goede indicatie van het probleem. ‘Dan is er ook nog eens een grote kans dat penetratie pijn doet’, aldus Laan. Tien procent van de vrouwen heeft pijn. Laan: ‘We accepteren dat bijna als een natuurwet. ‘De eerste keer hoort het pijn te doen’, hoor je vaak. Maar dat is echt onzin. Als het pijn doet, ben je onvoldoende opgewonden.’

Seks draait dus te veel om de penis en te weinig om de clitoris. Een betere balans tussen die twee leidt tot meer genot, ook voor vrouwen. Daarom genieten lesbische vrouwen veel meer van seks dan heteroseksuele vrouwen.

Het is best lastig om het vooroordeel over seks te veranderen. Let maar eens op als je een film kijkt waar seks in voorkomt tussen man en vrouw. Meestal wordt de suggestie gewekt dat ze tegelijk klaarkomen door penetratie. In werkelijkheid komt dat dus bijna nooit voor. 

Waar het volgens Laan om gaat bij seks is: ‘Open staan voor de ander en je eigen gevoelens serieus nemen. Seks wordt nu vooral gezien als een handeling, namelijk vaginale penetratie, maar we moeten het leren zien als een ervaring, de ervaring van alles wat lekker is.’ Bij de Stichting Seksueel Welzijn Nederland, waarvan Ellen Laan voorzitter is, hanteren ze de volgende definitie van seks: met genegenheid gedeeld genot onder gelijken. GGGG.

Frank Meester is buitengewoon afdelingshoofd van Buro Fludo.
Hij bedenkt manieren om met behulp van de filosofie
het leven iets minder ellendig te maken.

 

Elke week versgetypte levenstips ontvangen?
Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief



Wil je meer BURO FLUDO?
Misschien is een cursus dan iets voor jou!

Nieuw: De BURO FLUDO kadobon!

Nieuw! Je kunt nu ook een proefles doen. Ga naar de cursuspagina om je aan te melden!

Een beetje jaloezie houdt de liefde levend

By Gelukt leven, Omgaan met mensen
Je merkt pas wat iemand betekent als hij of zij er niet meer is

Deze les leerde ik toen ik À la recherche du temps perdu van Marcel Proust (1871-1922) las. Een van de delen uit dit 3000 pagina’s tellende meesterwerk van Proust is Een liefde van Swan.

In dit deel ontmoet Swan, de hoofdpersoon, dagelijks de jonge vrouw Odette in de salon van meneer en mevrouw Verdurin. Aan het einde van de avond begeleidt hij haar naar huis. Van seks is het nog nooit gekomen, want Swan voelt zich lichamelijk niet zo tot Odette aangetrokken.

Op een avond komt hij wat later bij de salon omdat hij niet zo’n zin heeft in die altijd weer op dezelfde manier verlopende afspraak met Odette. Als hij bij de Verdurins arriveert is Odette al weg. Hij schrikt zich rot. Nu hij niet vrijelijk over haar kan beschikken, schiet hij in de paniek. Hij merkt wat ze voor hem betekent, nu ze er niet is.

Hij moet en zal haar die avond nog zien hoewel hij zich tegelijkertijd ten volle bewust is van het feit dat hij een uur geleden nog op zag tegen hun samenzijn. Bij het verlaten van het huis van de Verdurins overhandigt de portier hem een briefje waarin Odette hem laat weten dat hij haar kan vinden in een zeker café. Hij gaat als de wiedeweerga naar de desbetreffende horecagelegenheid, maar daar is ze niet. Nu breekt de paniek pas echt uit. Hij stuurt zijn koetsier er op uit om in alle cafés van Parijs te zoeken. Als zijn koetsier terugkomt laat hij weten dat hij haar nergens heeft kunnen vinden. Swan gaat zelf nog eens zoeken en loopt haar dan eindelijk tegen het lijf. Hij gaat bij haar in de koets en daar heeft hij voor het eerst seks met haar.

Vanaf dat moment is hij ongelooflijk verliefd op haar en tegelijkertijd stinkend jaloers. De dingen die hij eerst onaantrekkelijk aan haar vond, vindt hij nu opeens juist bijzonder aantrekkelijk, omdat ze typisch zijn voor wie zij is. Alles draait voor hem om haar. Als hij haar een avond niet kan zien, gaat hij uit eten in een restaurant dat haar naam draagt, zo doet hij toch nog iets wat met haar te maken heeft. Zijn wereld heeft een nieuw centrum: Odette. Eigenlijk voelt hij zich alleen nog gerust als hij seks met haar heeft, dan is ze even helemaal van hem. De rest van de tijd is hij bang dat ze met iemand anders is of aan iemand anders denkt. Gek genoeg wil zijn jaloerse ik tegelijkertijd niets liever dan haar betrappen. Ondertussen wordt hij door zijn jaloerse gedrag steeds minder aantrekkelijk in de ogen van Odette. Zij wordt onverschillig ten opzichte van hem, zoals hij aan het begin van hun verhouding onverschillig was ten opzichte van haar, doordat ze onbeperkt over hem kan beschikken.

In Prousts Op zoek naar de verloren tijd komen nog wel meer liefdesrelaties voor. Steeds weer zie je hetzelfde patroon. De liefde volgt in de boeken van Proust altijd de volgende stappen:

•Een moment van weerstand wekt liefde op
•Onvolkomenheden worden aantrekkelijk
•De wereld van de verliefde staat op z’n kop en krijgt een nieuw centrum: de geliefde
•Jaloezie en liefde gaan hand in hand
•Seks is een moment van bezit en dus van rust
•De jaloezie die met de liefde samengaat werkt afstotend

Hoewel het er bij Proust wel extreem aan toe gaat, zul je er misschien wel elementen uit herkennen. Je zou Prousts liefdestheorie op kunnen vatten als een degradatie van de liefde, ik zie haar vooral als een opwaardering van de jaloezie.

Een beetje jaloezie is denk ik zo slecht nog niet. Dan blijf je je best doen voor elkaar. Als de jaloezie verdwijnt, ligt onverschilligheid op de loer.

Frank Meester is buitengewoon afdelingshoofd van Buro Fludo.
Hij bedenkt manieren om met behulp van de filosofie
het leven iets minder ellendig te maken.

 

Elke week versgetypte levenstips ontvangen?
Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief



Wil je meer BURO FLUDO? Misschien is een cursus dan iets voor jou!

Nieuw: De BURO FLUDO kadobon!

Het is niet erg om te twijfelen over opvoeden

By Omgaan met mensen

Het opvoedcircus, zo heet de theatervoorstelling waarmee Stine Jensen en ik door het land trokken, totdat…corona toesloeg. Gelukkig hadden we voor die tijd al flink wat voorstellingen gedaan.

Overal waar we kwamen vroegen we het publiek naar hun opvoeddilemma’s. Zo kregen we een indruk van de opvoedproblemen van Nederlandse ouders. Die dilemma’s hebben we verzameld en onderverdeeld. We ontdekten dat we ze konden terugbrengen tot drie overkoepelende opvoeddilemma’s, namelijk: 

  1.     Moet je streng en autoritair zijn of luisteren naar je kind?  
  2.     Streef je bij de opvoeding naar een gelukkig individu of voed je je kind op om als burger aan de maatschappij deel te kunnen nemen?
  3.     Voed je genderneutraal op of maak je een verschil tussen jongetjes en meisjes?

Bij de gesprekken over die opvoeddilemma’s merkten we dat de meeste ouders het vervelend vonden dat ze er niet uitkwamen en veel bleven twijfelen. En dat hadden we zelf eigenlijk ook. Stine twijfelde of ze haar dochter niet teveel verwende. En mijn twee volwassen zonen woonden nog thuis. Moest ik ze het huis uitgooien of ze juist nog een warm nest bieden? 

Al dat geschipper is misschien niet leuk, maar heeft denk ik wel een functie. Het betekent namelijk dat je onderzoekt wat het beste is. Wie het twijfelen omarmt en onderzoekt, in plaats van verwerpt, kan bewuster een opvoedkeuze maken. 

En waarschijnlijk gebeurt dat ook. Want die schipperende Nederlandse opvoeders blijken het internationaal gezien heel goed te doen. Nederlandse kinderen rollen bij de Child Happiness Index elke keer als de gelukkigsten ter wereld uit de bus. En het bleek ook weer uit recent onderzoek van Unicef

Kinderen geven aan dat ze mogen meepraten en zich daardoor gehoord en gezien voelen. Als Immanuel Kants Verlichtingsidee ‘je bevrijden uit onmondigheid’ ergens heeft postgevat, dan is het wel in Nederland. Deze mondigheid is iets om te koesteren, want het maakt gelukkig. 

Daarom is het dus jammer dat wij Nederlandse ouders ons zo’n zorgen maken over dat geschipper. Al dat geschipper is juist goed! 

Met mijn zoons toen ze nog jong waren, nu 18 jaar geleden

Op 1 april 2021 spelen Stine en ik nog één keer Het opvoedcircus via een livestream in Cultura te Ede. Tickets kun je hier bestellen.

We schreven samen ook twee boeken over opvoeden, één voor volwassenen: De opvoeders. Wat filosofie de schipperende ouder kan leren. En één voor kinderen: Hoe voed ik mijn ouders op?

Frank Meester is buitengewoon afdelingshoofd van BURO FLUDO.
Hij bedenkt manieren om met behulp van de filosofie
het leven iets minder ellendig te maken.

Elke week versgetypte levenstips ontvangen?
Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief



Wil je meer BURO FLUDO? Misschien is een cursus dan iets voor jou!

Nieuw: De BURO FLUDO kadobon!