En de mens een beetje minder

Dat het goed is om de mens centraal te stellen is een waarheid als een koe. In de categorie: Vrijheid is goed. Maar is het wel zo? Zouden we niet juist moeten proberen om de mens wat minder centraal te stellen? Dat wordt wel lastig. Want voor de mens is de mens nu eenmaal de maat der dingen, zoals voor de koe waarschijnlijk de koe de maat der dingen is.

En omdat we dus opgesloten zitten in ons eigen perspectief, kunnen we nooit met zekerheid weten wat er in de kop van een koe omgaat als zij het slachthuis in wordt gebracht. Of wat een hond voelt wanneer die ons zielig aankijkt. 

Nous’che heeft een wondje en kijkt best zielig. 

Misschien voelen die dieren niet zoveel als wij. Er is een kans dat hun bewustzijn minder ontwikkeld is en dat ze zich daarom nauwelijks bewust zijn van hun lijden. Zou het daarom geoorloofd zijn om dieren af en toe te gebruiken voor onze doeleinden? Bijvoorbeeld door medicijnen op ze te testen, hun vacht te gebruiken, hun melk te drinken, of ze, mits we het netjes doen, op te eten. 

Het spreekt voor zich dat we dat bij mensen niet moeten doen. Van mensen weten we dat ze kunnen voelen en denken. We zijn immers zelf een mens. Je kunt weliswaar niet ontdekken wat er diep van binnen in een ander mens omgaat door hem open te snijden, maar je zou dan wel kunnen zien dat die ander van binnen erg op jou lijkt. Hij heeft het zelfde rode bloed en dezelfde organen, zoals een centraal zenuwstelsel. Daarom is het bijzonder waarschijnlijk dat die andere mens ook een innerlijk leven heeft: gevoelens, gedachten en ervaringen, net zoals jij.

Als andere mensen net zo in elkaar steken als jij en daarom ongeveer hetzelfde ervaren als jij, is het best een aardige regel om onze medemensen te behandelen zoals we zelf behandeld willen worden.

Die regel werkt vrij goed, al moeten we die uiteraard niet al te consequent doorvoeren. Want uit de praktijk weten we dat er mensen zijn die een andere smaak hebben dan wij. 

Ik hou van klassieke muziek en ik kan er erg van genieten als ik die muziek heel hard opzet, maar het is de vraag of mijn buurman dat leuk vindt. Ik denk het niet, want ik weet toevallig dat hij van stevige bluesmuziek houdt. Daarom moet ik rekening met hem houden en mijn klassieke muziek niet te hard zetten. Dus: in grote lijnen (we houden van muziek) lijken we op elkaar, maar in kleine lijnen (hij houdt van blues, ik van klassiek) niet. 

Als we ons interesseren voor andere mensen en achterhalen wat zij leuk en niet leuk vinden, zijn we beter in staat om ons zo te gedragen dat we hen geen kwaad doen.

Een mens lijkt in grote lijnen op een koe

Wij mensen zijn zoogdieren. Als je andere zoogdieren open zou snijden – ratten, koeien of honden -, dan zou je zien dat ze in grote lijnen op ons lijken. Ze hebben veel dezelfde organen, zoals een enigszins vergelijkbaar centraal zenuwstelsel. 

Het is daarom zeer aannemelijk dat ze ongeveer dezelfde dingen voelen als wij. En dat zou best ver kunnen gaan. Kijk maar eens naar youtubefilmpjes van honden die zich schamen. Ze hebben iets gedaan wat niet mag en ze kijken vervolgens met een blik die wij medezoogdieren direct herkennen als beschaamd. Waarschijnlijk kennen zij dus niet alleen het gevoel van fysieke pijn, maar ook een gevoel zoals schaamte. 

Goed, je weet niet zeker of ze zich ook echt beschaamd voelen en niet alleen maar zo kijken omdat ze toevallig zo kijken. Daar is geen bewijs voor, maar het is wel erg aannemelijk (en wat mij betreft aannemelijker dan dat ze zomaar beschaamd kijken als ze iets beschaamds hebben gedaan zonder daar iets bij te voelen). Want in grote lijnen lijken ze op ons, in kleine lijnen niet.

Een vis is geen zoogdier en staat dus wat verder van ons af. Maar er is volgens mij genoeg reden om aan te nemen dat een vis het niet fijn vindt om een haakje in zijn bek te krijgen en daaraan uit het water omhoog getrokken te worden waar het niet kan ademen, om vervolgens opgemeten te worden en (als de vis geluk heeft) weer terug gegooid te worden in het water. Ook die vis lijkt namelijk in grote lijnen op ons en in kleine niet. Iemand die daaraan twijfelt gebruikt twijfel als smoes om lekker door te kunnen gaan met vissen. 

 Twee vissen met mannen die wel blij zijn

Er is overigens een interessant onderzoek met koikarpers waaruit blijkt dat ze bluesmuziek en klassieke muziek uit elkaar kunnen houden. Drie karpers, Beauty, Oro en Pepi, kregen een compositie van Johan Sebastian Bach te horen en van de blueszanger John Lee Hooker. De vissen waren niet alleen in staat onderscheid te maken tussen een compositie van de twee componisten, maar toen de vissen ook andere klassieke muziek en blues-stukken te horen kregen, bleken ze ook de genres blues en klassiek uit elkaar te kunnen houden. 

Hoe zit het met de regenworm? Die staat vermoedelijk nog verder van ons af. Zou die het erg vinden om aan een haakje geregen te worden en in het water te hangen totdat een vis in hem hapt? De analogieredenering gaat waarschijnlijk nog weer minder op dan bij de vis, maar ik zou het zekere voor het onzekere nemen en er gewoon vanuit gaan dat die regenworm het niet prettig vindt.

Een plant staat nog verder van ons af. Zou de plant ook gevoel hebben? Dat is erg lastig te zeggen. Het is in ieder geval wel een levend wezen dat zijn uiterste best doet om in leven te blijven en het daarom waarschijnlijk op de een of andere manier niet fijn vindt wanneer het daarin gefrustreerd wordt.
Betekent het dat je planten daarom maar beter niet kunt doden of verminken? Tja, dat gaat waarschijnlijk te ver. We moeten zelf ook nog blijven leven en als we geen planten meer eten (en ook al geen dieren), blijft er niet zoveel meer over. 

Deze plant oogt best gelukkig

Bovendien is het belangrijk om afwisselend te eten. Dus helemaal consequent kun je hier ook weer niet in zijn. Maar je kunt wel proberen om, als het niet mogelijk is, planten zo veel mogelijk met rust te laten, en als je planten verzorgt, om het dan goed te doen, en ze altijd genoeg water te geven, een fijne grote pot met vruchtbare grond en de juiste dosis licht, zodat ze niet langzaam sterven op je vensterbank. Want dat vinden ze niet leuk.

Oké, strikt genomen weten we dat niet. Maar is het feit dat we het niet weten, niet juist een reden om dan het zekere voor het onzekere te nemen? Dat beweert de Duitse filosoof Richard David Precht in zijn boek Denken over dieren. Hij pleit ervoor dat ‘niet zeker weten’ als uitgangspunt te nemen voor onze omgang met andere soorten. Juist omdat we het niet zeker weten, moeten we extra voorzichtig zijn. Ik ben het met hem eens, en ik zou het trouwens ook graag willen toepassen in de omgang met onze eigen soort.

Frank Meester is buitengewoon afdelingshoofd van Buro Fludo.
Hij bedenkt manieren om met behulp van de filosofie
het leven iets minder ellendig te maken.

 

Elke week versgetypte levenstips ontvangen?
Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief



Wil je meer BURO FLUDO?
Misschien is een cursus dan iets voor jou!