Opgevoed door Jean-Jacques Rousseau
Je kinderen zijn je kinderen niet

Woensdag is het precies 51 jaar geleden dat ik werd geboren als de jongste van vier jongens. Zolang ik me kan herinneren, hing er bij ons op het prikbord in de gang een spreuk van Kahlil Gibran uit zijn boek De Profeet met de titel ‘Je kinderen zijn je kinderen niet.’ waarin zinnen als: ‘Je mag hen je liefde geven, maar niet je gedachten, want zij hebben hun eigen gedachten.’ En: ‘Jullie zijn de bogen, waarmee je kinderen als levende pijlen worden weggeschoten.’ Die laatste zin vond ik als kind erg eng. Ik zag mezelf al door de lucht vliegen. Maar later begreep ik dat het juist heel lief bedoeld was.

Mijn ouders hadden deze spreuk niet alleen opgehangen, ze hielden zich ook echt aan de aanwijzingen die erin staan. Dat ze me niet hun gedachten wilden geven bleek bijvoorbeeld toen ik op mijn 16e verjaardag een brommer kocht. Ze hadden een hekel aan die lawaaierige dingen die ook nog eens erg gevaarlijk waren. Toch bood mijn moeder mij aan om de benzine te betalen, want dat was nu eenmaal mijn vervoersmiddel. En zo probeerden ze goed naar mij te luisteren en me te steunen bij de dingen die ik belangrijk vond. 

Als kind droomde ik ervan een eigen huisje te hebben in de tuin. Toen ze door hadden dat ik dat echt heel graag wilde, maakten ze samen met mij een heel mooi huisje. We zetten zetten er een vlag naast en noemden het Klein-Frank-rijk. Mijn kleine kinderrijk. Later toen ik ging skateboarden, hielp mijn vader me om een half-pipe te bouwen. Mijn vriendjes wilden altijd graag bij mij spelen, want dan konden ze in onze half-pipe skaten.

Jean-Jacques Rousseau

Later, tijdens mijn studie filosofie, ontdekte ik dat mijn ouders eigenlijk erfgenamen zijn van de opvoedleer van Jean-Jacques Rousseau (1712- 1778). Deze Zwitsers-Franse filosoof schreef een van de invloedrijkste boeken uit de opvoedkunde – Emile of over de opvoeding– dat zó vooruitstrevend was in zijn tijd, dat het verboden werd, zelfs in Nederland waar in de 18 eeuw bijna alles gepubliceerd mocht worden.

Het is eigenaardig dat juist Rousseau zo’n beroemd boek over opvoeding schreef, want hij heeft zijn eigen vijf kinderen te vondeling gelegd toen ze nog heel jong waren. Hij mocht zelf dan geen goede opvoeder zijn geweest, zijn boek is nog steeds heel erg invloedrijk.

Het hoofdpersonage uit Emile is een jongen, … Emile. Hij wordt opgevoed door ene … Jean-Jacques. Jean-Jacques wil Emile niet kneden tot een goed burger. Rousseau legt aan de hand van een wreed verhaal uit de Griekse oudheid uit wat het betekent om een goed burger te zijn.

‘Een Spartaanse vrouw had vijf zonen in het leger, er was een veldslag aan de gang. Een renbode arriveert, en bevend vraagt ze hem om nieuws over de slag: ‘Uw vijf zoons zijn gesneuveld’. – ‘Slavenhond, vroeg ik je daarnaar?’ – ‘De slag is gewonnen!’ De moeder snelt naar de tempel en brengt de goden dank. Dat is een echter burgeres!’

Je zult in de eerste plaats mens zijn

Wat wil Rousseau dan wel met zijn opvoeding? Hij schrijft:

‘In de natuurlijke orde zijn alle mensen gelijk en hebben zij allen een bestemming: de menselijke staat (…) Uit mijn handen gekomen zal hij magistraat, soldaat noch priester zijn, dat geeft ik toe; hij zal in de eerste plaats mens zijn.’

Hoe zorg je er nu voor dat iemand het vak mens zijn leert? Door hem of haar zo min mogelijk te vormen. Rousseau begint zijn boek met de beroemde zin dat ‘alles goed is zoals het uit de handen van de Schepper komt, en alles verdorven raakt in handen van de mens.’ Kinderen zijn dus nog helemaal goed en die worden, als je niet oppast, door de opvoeding slecht.

Je kunt beter niet van je kind verwachten dat het braaf is, of gehoorzaamt. Dan gaat het namelijk proberen jou te behagen, door te liegen om zich goed voor te doen. Wanneer het kind jou niet hoeft te vrezen, zal het alles eerlijk met je bespreken en zich niet anders voor willen doen dan het is. Jean-Jacques dringt Emile niets op, maar als Emile iets wil weten, dan legt hij het uit. Het moet uit Emile zelf komen. Kinderen zijn geen kleine volwassenen, ze leven in hun eigen kinderrijk. En daar moet je zo ze lang mogelijk in zien te houden. Daarbij hoort wel dat je goed luistert naar waar je kind aan toe is en wat het nodig heeft. Daarom is Jean-Jacques er altijd voor Emile.

Veel van deze Rousseauiaanse uitgangspunten herken ik in de manier waarop ik ben opgevoed. De vraag is wel, ben ik nu in de eerste plaats een mens? Misschien wel. Niets menselijks is mij in ieder geval vreemd. En ik heb een geweldige jeugd gehad. Daar ben ik ze nog steeds heel dankbaar voor. Het enige was, ik vond het thuis zo fijn, dat ik liever niet bij andere kinderen wilde spelen. Daar werden ouders wel eens boos en daar schrok ik erg van. 

Frank Meester is buitengewoon afdelingshoofd van BURO FLUDO.
Hij bedenkt manieren om met behulp van de filosofie
het leven iets minder ellendig te maken.

Elke week versgetypte levenstips ontvangen?
Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief



Wil je meer BURO FLUDO?
Misschien is een cursus dan iets voor jou!

Nieuw: De BURO FLUDO kadobon!

Wist je dat je nu ook een proefles kunt doen? Je kunt je aanmelden op de cursussenpagina

Opvoedboeken

Samen met Stine Jensen schreef ik twee opvoedboeken. Één voor ouders: De opvoeders. wat de filosofie de schipperende ouder kan leren en één voor kinderen: Hoe voed ik mijn ouders op? Een boek vol tips waarmee kinderen hun onopgevoede ouders een beetje kunnen helpen. Je vindt de boeken op de leuke dingen-pagina.

Vraag het Frank

Heb je een filosofische vraag? Dan kun je die aan mij stellen. Stuur me een berichtje via de contactpagina. Wie weet behandel ik je vraag in een van mijn vlogs.